29) 5 gedichten van Charles Bukowski

Geplaatst op Geupdate op

bukowskimisc030BukowskiNet“Paarden wedden niet op mensen en ik ook niet”

– Charles Bukowski

[Foto, zoals de meeste kunstfoto’s die van Bukowski genomen werden, door Michael Montfort, toont het gezicht van de schrijver op een blikken bandopnemer-spoeldoos. Bukowski had weinig verstand van zaken en stond erop dat ze goedkoop moesten zijn. De 20 exemplaren die vandaag nog bestaan zijn enorm duur – en waren dat toen ook.]

309. de onderstroom

Er was veel volk,

vertelde de uitgever mij,

“Charley haal wat stoelen boven,

boven zijn er meer stoelen.”

Ik bracht ze naar beneden

en we kraakten het bier en de uitgever zei,

“we krijgen niet genoeg reclame,

het schip zou kunnen zinken,”

dus begonnen ze te praten over

hoe ze reclame konden krijgen.

Ik bleef bier drinken

en moest pissen

en toen ik terugkwam

zei het meisje naast mij

“we zouden de stad moeten evacueren,

dat zouden we moeten doen.”

Ik zei: “Ik luister liever naar Joseph Haydn.”

Ze zei: “Bedenk eens

als iedereen de stad zou verlaten!”

“Ze zouden het alleen maar

elders gaan opstinken,” zei ik.

“Ik geloof dat je niet

van mensen houdt,” zei ze en trok

haar korte rok zo ver mogelijk

naar beneden.

“Alleen om het ermee te doen,”

zei ik.

Daarna liep ik naar het café ernaast

en kocht nog 3 pakken bier.

Toen ik terugkwam waren ze

over de Revolutie bezig.

Dus hier was ik weer in 1935, alleen was ik oud

en zij jong. Ik was minstens 20 jaar ouder dan gelijk wie in de kamer

en ik dacht: “Wat doe ik hier in Godsnaam?”

Spoedig kwam de vergadering tot een eind,

en zij liepen de nacht in,

die jongeren,

en ik nam de telefoon en belde naar John T.,

“John, alles in orde? Ik voel me niet zo goed vanavond.

Zal ik tot daar komen en me bezuipen?”

“Tuurlijk Charley, we wachten wel.”

“Charley,’ zei de uitgever, “ik vrees dat we de stoelen

weer naar boven moeten brengen.”

We droegen de stoelen weer naar boven.

De revolutie

was

voorbij.

the underground

the place was crowded,

the editor told me,

“Charley get some chairs from upstairs,

there are more chairs upstairs.”

I brought them down and we opened the beer and

the editor said,

“we’re not getting enough advertising,

the boat might go down,”

so they started talking about how to get

advertising.

I kept drinking the beer

and had to piss

and when I got back

the girl next to me said,

“we ought to evacuate the city,

that’s what we ought to do.”

I said, “I’d rather listen to Joseph Haydn.”

she said, “just think of it,

if everybody left the city!”

“they’d only be someplace else

stinking it up,” I said.

“I don’t think you like

people,” she said, pulling her skirt down

as much as possible.

“just to fuck with,” I said.

then I went to the bar next door and

bought 3 more packs of beer.

when I got back they were talking Revolution.

so here I was back in 1935 again,

only I was old and they were young. I was at least

20 years older than anybody in the room,

and I thought, what the hell am I doing

here?

soon the meeting ended

and they went out into the night,

those young ones

and I picked up the phone, I got

John T.,

“John, you o.k.? I’m low tonight.

suppose I come over and get

drunk?”

“sure, Charley, we’ll be waiting.”

“Charley,” said the editor, “I guess we’ve got to

put the chairs back

upstairs.”

we carried the chairs back upstairs.

the

revolution was

over.

317. de haaien

De haaien kloppen aan

en komen binnen en vragen om gunsten;

hoe ze mijn zetels in ploffen

en rondkijken in de kamer,

en ze vragen om daden:

licht, lucht, geld,

alles wat ze kunnen krijgen –

bier, sigaretten, halve dollars, dollars,

stukken van vijftig cent, kleingeld,

dit alles alsof mijn overleving gegarandeerd zou zijn,

alsof mijn tijd niets waard zou zijn

en hun aanwezigheid waardevol.

Wel, we hebben allemaal onze haaien,

dat weet ik zeker,

en er is maar één manier om van ze af te geraken

vooraleer ze jou in stukjes peuzelen tot je sterft –

stoppen met ze te voeden; ze zullen ander aas vinden;

je hebt ze de voorbije tientallen keren komen vol stoppen –

zet ze nu uit

de zee in.

the sharks

the sharks knock on my door

and enter and ask favors;

how they puff in my chairs

looking about the room,

and they ask for deeds:

light, air, money,

anything they can get –

beer, cigarettes, half-dollars, dollars,

fives, dimes,

all this as if my survival were assured,

as if my time were nothing

and their presence valuable.

well, we all have our sharks, I’m sure,

and there’s only one way to get them off

before they hack and nibble you to death –

stop feeding them; they will find

other bait; you fattened them

the last dozen times around –

now set them out

to sea.

63. mijn lot

Ik ren met de opgejaagden

als de vos

en als ik niet

de gelukkigste man

op aarde ben

dan ben ik zeker

de man die het meeste geluk heeft

die leeft.

my fate

like the fox

I run with the hunted

and if I’m not

the happiest man

on earth

I’m surely the

luckiest man

alive.

144. scène uit 1940:

“Ik wist dat je een klootzak was,” zei hij.

“je zat vanachter in de Kunst-les en

je zei nooit iets.

Toen zag ik je bezig in dat brutale gevecht

met de kerel met het vuile gele

haar.

Ik hou van mannen als jij, jij bent zeldzaam, jij bent

ruig, jij bepaalt je eigen regels!”

“Haal je rotkop uit mijn gezicht!”

vertelde ik hem.

“Zie je?” zei hij. “Zie je?”

Ik walgde van hem.

Ik draaide me om en liep weg.

Hij was me te slim af geweest:

lofprijzing was het enige

waar ik niet mee overweg kon.

scene from 1944:

“I knew you were a bad-ass,” he said.

“you sat in the back of Art-class and

you never said anything.

then I saw you in that brutal fight

with the guy with the dirty yellow

hair.

I like guys like you, you’re rare, you’re

raw, you make your own rules!”

“get your fucking face out of mine!”

I told him.

“you see?” he said. “you see?”

he disgusted me.

I turned and walked off.

he had outwitted me:

praise was the only thing I couldn’t

handle.

145. een doder

Vasthoudendheid is angstaanjagend:

haaienmuil

larvige binnenkant met een

bijna volmaakt lichaam,

lang laaiend haar –

het brengt me in de war

en anderen

ze rent van man tot man

biedt tederheden aan

ze spreekt van liefde

en breekt dan elke man

naar haar wil

larvige binnenkant

met een haaienmuil

we zien het te laat in:

nadat de pik ingeslikt wordt

volgt het hart

haar lange laaiende haar

haar bijna volmaakte lichaam

loopt over de straat

terwijl dezelfde zon

op bloemen neervalt.

a killer

consistency is terrific:

shark-mouth

grubby interior with an

almost perfect body,

long blazing hair –

it confuses me

and others

she runs from man to man

offering endearments

she speaks of love

then breaks each man

to her will

shark-mouthed

grubby interior

we see it too late:

after the cock gets swallowed

the heart follows

her long blazing hair

her almost perfect body

walks down the street

as the same sun

falls upon flowers.

(Charles Bukowski, vertaling Manu Bruynseraede)

Advertentie

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s